Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW2577

Datum uitspraak2006-04-13
Datum gepubliceerd2006-04-21
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsHaarlem
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 05/222
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beperking conform beschikking minister/ los van het bezwaar tegen de afwijzing van een vbt-medisch genomen besluit/ bezwaar mogelijk. Eiseres heeft op 4 januari 2002 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel het ondergaan van medische behandeling. Bij uitspraak van 15 januari 2004 is het beroep tegen de ongegrond verklaring van het bezwaar van 9 april 2002, gegrond verklaard. In het bestreden besluit van 8 december 2004, dat ter toetsing voorligt, wordt aan eiseres een verblijfsvergunning verleend, geldig van 15 januari 2004 tot 15 juli 2005, onder de beperking ‘conform beschikking Minister’, arbeid niet toegestaan. Het verblijf wordt toegestaan voor het afwachten van het medisch advies. Dit betreft een tijdelijk verblijfsdoel in de zin van artikel 3.5 Vb 2000. Het beroep van eiseres is echter gericht tegen de weigering eiseres een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier voor het doel “het ondergaan van medische behandeling” te verlenen. Het besluit van 8 december 2004 moet worden gezien als een los van het bezwaar genomen besluit en hangt niet samen met het besluit in primo van 27 maart 2002 waarin de aanvraag van eiseres is afgewezen. Het besluit van 8 december 2004 wordt dan ook beschouwd als een primair besluit, waartegen het rechtsmiddel bezwaar open staat alvorens hiertegen bij de rechtbank kan worden opgekomen. De rechtbank zal het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaren. Het beroepschrift dient op de voet van artikel 6:15 Awb te worden doorgezonden naar verweerder ter behandeling als bezwaarschrift.


Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht Nevenzittingsplaats Haarlem zaaknummer: AWB 05 / 222 uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 13 april 2006 in de zaak van: A, geboren op [...] 1969, van Iraanse nationaliteit, eiseres, mede ten behoeve van haar minderjarige zoon B, geboren op [...] 1992, gemachtigde: mr. M.F. Wijngaarden, advocaat te Amsterdam, tegen: de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, gemachtigde: mr. A.E.W. Buskens, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage. 1. Procesverloop 1.1 Eiseres heeft op 4 januari 2002 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel het ondergaan van medische behandeling. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 27 maart 2002 afgewezen. Eiseres heeft tegen het besluit op 9 april 2002 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 21 augustus 2003 ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit op 12 september 2003 beroep ingesteld. 1.2 Bij uitspraak van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 15 januari 2004, verzonden op 27 januari 2004, is het beroep gegrond verklaard. 1.3 Op 13 september 2004 heeft eiseres fictief beroep ingesteld. Bij uitspraak van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 21 september 2004, verzonden op 30 september 2004 is het namens eiseres ingestelde fictieve beroep gegrond verklaard. 1.4 Bij uitspraak van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 3 november 2004, verzonden op 12 november 2004 is het namens eiseres opnieuw ingestelde fictieve beroep gegrond verklaard en is bepaald dat verweerder, indien de uitspraak niet wordt nagekomen, een dwangsom dient te betalen. 1.5 Verweerder heeft bij besluit van 8 december 2004 het bezwaar van 9 april 2002 gegrond verklaard en aan eiseres een verblijfsvergunning regulier onder de beperking “conform beschikking Minister” verleend, geldig van 15 januari 2004 tot 15 juli 2005. De verblijfsvergunning wordt mede verleend aan het minderjarige kind van eiseres, onder de beperking ‘verblijf bij ouder A’. Eiseres heeft tegen het besluit op 3 januari 2005 beroep ingesteld. 1.6 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. 1.7 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 9 februari 2006. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. 2. Overwegingen 2.1 De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten. Op 5 november 1998 is eiseres ingereisd en op 5 januari 1999 heeft zij een asielaanvraag ingediend. Bij uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Dordrecht, van 14 december 2001 is de aanvraag onherroepelijk afgewezen. Op 20 april 2005 heeft eiseres een verlenging van de haar verleende verblijfsvergunning regulier ingediend. De verblijfsvergunning van eiseres is verleend onder de beperking “conform beschikking Minister”. Het verblijf wordt toegestaan in afwachting van het medische advies. Bij besluit van 3 augustus 2005 is haar verblijfsvergunning verlengd van 15 juli 2005 tot 3 augustus 2005. Tegen dit besluit heeft eisers op 26 augustus 2005 bezwaar gemaakt. 2.2 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde. 2.3 In het bestreden besluit van 8 december 2004, dat ter toetsing voorligt, wordt aan eiseres een verblijfsvergunning verleend onder de beperking ‘conform beschikking Minister’, arbeid niet toegestaan. Het verblijf wordt toegestaan voor het afwachten van het medisch advies. Dit betreft een tijdelijk verblijfsdoel in de zin van artikel 3.5 Vreemdelingen besluit, aldus verweerder. 2.4 Het beroep van eiseres is gericht tegen de weigering eiseres een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier voor het doel “het ondergaan van medische behandeling” te verlenen. 2.5 De rechtbank is van oordeel dat het besluit van 8 december 2004 moet worden gezien als een los van het bezwaar genomen besluit. Het besluit van 8 december 2004 hangt ook niet samen met het besluit van 27 maart 2002 waarin de aanvraag van eiseres is afgewezen. Voornoemd besluit van 8 december 2004 wordt dan ook beschouwd als een primair besluit, waartegen het rechtsmiddel bezwaar open staat alvorens hiertegen bij de rechtbank kan worden opgekomen. De rechtbank zal het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaren. Het beroepschrift dient op de voet van artikel 6:15 Algemene wet bestuursrecht te worden doorgezonden naar verweerder ter behandeling als bezwaarschrift. 2.6 Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte proceskosten. 3. Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, en op 13 april 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. P.J. van de Pol, griffier. Afschrift verzonden op: Coll: Rechtsmiddel Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.